
Het Zorginstituut Nederland heeft eind mei besloten dat verloskundigen in de eerstelijnspraktijk een antenataal CTG mogen uitvoeren. Er komt binnen het kwaliteitsregister van de verloskundigen de mogelijkheid expertise op te nemen in het uitvoeren en beoordelen van een CTG. Dit besluit is genomen na een experimentperiode van maar liefst zes jaar.
Als de aanstaande moeder haar baby minder voelt bewegen, of de zwangerschap de 42 weken nadert, is het advies om in het ziekenhuis een hartfilmpje (CTG) te laten maken. Een andere reden om een CTG te laten maken, is bij een uitwendige versie (stuitligging en de verloskundige probeert het kindje te draaien).
Vanaf nu hoeven zwangere vrouwen hiervoor niet meer naar het ziekenhuis. De verloskundige kan dat voortaan in haar eigen praktijk doen. Een hartfilmpje kunnen afnemen in de wijk past goed binnen het streven naar veilige en betaalbare zorg, dichtbij huis.
Dichtbij tegen lagere kosten
Aan dit besluit is een experimentperiode van 6 jaar (!) in drie regio’s voorafgegaan. Resultaten uit die regio’s (Nijmegen, Zwolle en Amsterdam) laten positieve resultaten zien. Veel minder vrouwen hoeven verwezen te worden naar het ziekenhuis. Evaluatie van de pilot toonde aan dat bij 86% van zwangeren met een CTG-indicatie geen verwijzing naar het ziekenhuis noodzakelijk was. Slechts 14% werd wel verwezen naar de tweede lijn. Voorlopige resultaten van onderzoek van de afdeling Verloskundige Wetenschap Amsterdam UMC onderzoek tonen tevens aan dat zwangere vrouwen blij waren met zorg in de wijk, minder wachttijden en minder reistijd. De kostenbesparing is naar schatting ruim een miljoen euro in drie jaar in de pilotregio’s