Zout in urine van patiënten met acuut hartfalen is een goede raadgever voor een gepersonaliseerde en effectievere behandeling. De dosering plasmedicatie kan daarop worden aangepast. Onderzoek in het UMC Groningen heeft dat uitgewezen. De meting van de hoeveelheid zout kan met een simpele, snelle test.
In Nederland worden er jaarlijks ruim 30.000 mensen opgenomen in het ziekenhuis vanwege acuut hartfalen. Bij hartfalen kan het hart minder goed bloed rondpompen, waardoor patiënten veel vocht vasthouden dat op verschillende plekken in het lichaam gaat zitten, bijvoorbeeld achter de longen. Deze patiënten zijn vaak ernstig ziek en alleen lisduretica, ofwel plasmedicatie, is als behandeling mogelijk. Bij de helft van de patiënten werkt deze medicatie echter onvoldoende.
Aanpassing dosering
Uit eerder onderzoek bleek al dat weinig zout in de urine tijdens behandeling met plasmedicatie samenhangt met een hoger risico op overlijden of heropname. In dit onderzoek heeft cardioloog Jozine ter Maaten van het UMCG en haar team bij patiënten met acuut hartfalen die veel vocht in de weefsels vasthouden specifiek gekeken naar de rol van opslag van zout in de weefsels. Welke hoeveelheid zout plassen de patiënten uit en kan de medicatie daarop worden afgestemd? Het blijkt dat als de dosering plasmedicatie wordt aangepast op de hoeveelheid zout in de urine, patiënten sneller vocht kwijtraken. Dankzij deze strategie herstellen patiënten beter en overlijden ze minder vaak tijdens de ziekenhuisopname. Daarbij leidt de aangepaste dosering niet tot achteruitgang van de nierfunctie en is dus veilig.
Financiering en publicatie
De studie is mogelijk gemaakt door een Dekkerbeurs van de Hartstichting. Daarnaast heeft cardioloog Jozine ter Maaten van NWO Veni-financiering ontvangen voor verdere voortzetting van dit onderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd op een internationaal cardiologiecongres en de trial is gepubliceerd in het tijdschrift Nature Medicine.